Sprint naar content

Omgaan met faalangst

Iedereen heeft wel eens faalangst, echter de manier waarop je ermee omgaat bepaalt of je er last van hebt of niet. Faalangst is de angst om te falen in situaties waarin je beoordeeld wordt of denkt dat je beoordeeld wordt. Iedereen reageert anders in zulke situaties. Persoonlijkheid, opvoeding en stress spelen hierbij een rol.

Twee soorten faalangst

  • Actieve faalangst: Je probeert de angst onder controle te houden door hard te werken. Studenten studeren heel intensief om te voorkomen dat ze falen. Soms leidt dit tot overbelasting. Perfectionisme is een manier om faalangst te beheersen. Maar als de druk te hoog wordt, kan dit leiden tot passieve faalangst. Je geeft op.
  • Passieve faalangst: Je probeert de angst onder controle te houden door (dingen uit te stellen). Als je weinig doet, is de kans op slagen klein en weet je waarom je faalt. Het idee om hard te werken en dan toch te falen is moeilijker te verdragen. Op korte termijn geeft dit rust en beschermt het je zelfvertrouwen. Maar als de deadline nadert, krijg je veel stress en angst. Verdriet en moedeloosheid kunnen ontstaan omdat je weer te laat bent begonnen.

Passieve faalangst kan omslaan in actieve faalangst. Je probeert dan verloren tijd in te halen door bijvoorbeeld 's nachts door te werken.

Sfeerafbeelding Fontys

Uitingsvormen

Gedrag

  • Studie en ontspanning: Bijna niet kunnen stoppen met studeren. Tijdens ontspanning over studie blijven piekeren. Niet aan studie beginnen omdat het zoveel spanning oproept.
  • Studieplanning: Strakke schema’s maken. Planning weggooien als het niet gelukt is. Veel te optimistische planningen maken (6 tentamens in 2 weken leren, lukt wel). Met planning bezig gaan terwijl je eigenlijk moet studeren (uitstelgedrag).
  • Omgaan met anderen: Te veel bezig zijn met vrienden. Opgejaagd worden door berichten over studievoortgang van medestudenten. Afwijzend reageren naar ouders of vrienden.

Lichamelijke gevolgen

  • Je ziek voelen: Klachten als hoofdpijn; buikpijn, hyperventilatie, misselijkheid
  • Gespannen voelen: Zweten, spierkrampen, rood worden, erg alert zijn
  • Slaapproblemen: Niet of moeilijk kunnen in- of doorslapen, nachtmerries (slaapproblemen)
  • Eetproblemen: Te weinig eten of teveel eten of vreetbuien hebben om stress te verminderen (eetstoornis)

Cognitieve gevolgen

  • Geremd in denken: Moeilijker informatie kunnen opslaan
  • Piekeren
  • Affectieve gevolgen: Gevoelens van angst, somberheid of verdriet en frustratie

Wat kun je doen?

Het leren omgaan met faalangst gaat over het leren reguleren van je emoties. Wij mensen proberen angst zoveel mogelijk te vermijden. De uitdaging is om te leren omgaan met en verdragen van dit gevoel.

Hoewel je je misschien schaamt voor je klachten, zul je merken dat veel mensen hier last van hebben. Praten met anderen kan helpen om je gevoelens te delen en steun te vinden.