27
juli
2020
|
09:00
Europe/Amsterdam

‘Goed inpassen wearables in het zorgsysteem bepaalt het succes’

manon peeters zijlmans

Stress. Iedereen heeft er weleens mee te maken. Door aan te geven wat je voelt en even uit de situatie te stappen, kun je je eigen stressniveau onder controle houden. Maar wat als je niet aan kunt geven hoe je je voelt? Of als je gevoelens helemaal niet meer begrijpt? Voor mensen met dementie kan stress leiden tot onbegrepen gedrag, zoals onrust, weglopen of agressie. Zij krijgen vaak medicijnen om de gemoedstoestand te dempen. ‘Zo pak je de oorzaak niet aan, je dempt alleen de gevolgen’, stelt Manon Peeters, docent en onderzoeker bij Fontys Paramedische Hogeschool. Zij doet onderzoek naar wearables om het stressniveau grondig te meten. ‘Op die manier kunnen we wel zien wat de oorzaak van stress is en dat voorkomen.’

De hartslag en huidgeleiding (zweet) van een persoon kunnen laten zien of diegene stress ervaart. Sensoren in bijvoorbeeld een pols-, borst- of enkelbandje kunnen deze gegevens verzamelen en doorgeven aan bijvoorbeeld een app. Zorgverleners, mantelzorgers en patiënten zelf kunnen dan de gegevens uitlezen. ‘Op die manier kan bijvoorbeeld zichtbaar worden dat iemand vaak gestrest raakt in een bepaalde situatie of op een bepaald moment van de dag. Door dat soort situaties te voorkomen of extra begeleiding in te zetten, ervaren mensen dan minder stress’, legt Peeters uit. De technologie om dit mogelijk te maken bestaat al. Er zijn verschillende apps en smartwatches die dit soort metingen doen. De technologie implementeren in het zorgsysteem en zorgen dat het op de goede manier gebruikt wordt, dat is volgens de onderzoeker lastiger.

Wat onderzoek je precies?
‘Ik onderzoek hoe we stress kunnen detecteren door middel van wearables en data. Daarin ligt nu vooral de focus op het polsbandje. Mijn belangrijkste vraag is: hoe zorgen we dat de wearables ook echt gebruikt worden? De technologie is één ding, maar uiteindelijk moeten zorginstellingen het ook gaan gebruiken. Daarin loop je vaak tegen een aantal praktische problemen aan.’

‘Zo zijn er ouderen die het bijvoorbeeld helemaal niet fijn vinden om iets aan hun pols te dragen. Als ze het bandje dan om hebben, zitten ze er vaak aan te friemelen. Zodoende zijn we erachter gekomen dat het helemaal niet handig is om de aan-/uitknop aan de buitenkant van het bandje te hebben. Dan kunnen ouderen het per ongeluk uitzetten. Daarnaast is het voor zorgverleners soms lastig om het polsbandje om te doen. Bij jezelf weet je wanneer het bandje bijvoorbeeld te straks zit, maar bij anderen is dat lastiger te zien. Zeker als ouderen met dementie dat zelf ook niet meer goed aan kunnen geven.’

‘Daarom is het belangrijk om verschillende soorten wearables te maken. Zo kunnen zorgprofessionals en mantelzorgers kijken wat het beste bij een bepaalde patiënt past. In de toekomst hoop ik een grote bak met sensoren te hebben. Dan kan per patiënt gekeken worden welke sensoren nodig zijn en welke wearable het beste past. Daarom werken onder andere studenten van de ICT-opleiding van Fontys aan een app waarin verschillende sensoren uit te lezen zijn. Nu hebben verschillende sensoren en wearables allemaal een andere interface, maar het is veel makkelijker als dit bij elkaar komt in dezelfde app.’

Kan deze technologie ook werken voor mensen met andere gedragsproblemen?
‘Iedereen die stress ervaart en dit inzichtelijk wil maken kan deze technologie gebruiken. Aan de ene kant gaat het dan om mensen die dit zelf niet goed herkennen, bijvoorbeeld mensen met dementie, autisme, agressieproblemen of een verstandelijke beperking. Iemand anders wil dan vaak voor die persoon metingen doen. Aan de andere kant zijn er ook mensen die hun eigen stressniveau in de gaten willen houden, bijvoorbeeld als burn-out preventie. Soms ben je je helemaal niet bewust van het feit dat je op een bepaald moment stress ervaart. Een waarschuwing van een wearable kan dan verlichting bieden. De wearables dienen als ondersteuning voor mensen die meer inzicht nodig hebben in hun stressniveau. Zo kunnen mensen zelf of hun verzorgenden betere beslissingen nemen in de zorg voor een persoon.’

Sommige mensen gebruiken medicijnen om het stressniveau en daarmee hun gedrag te reguleren. Zou een dergelijke technologie de medicijnen helemaal kunnen vervangen?
‘Helemaal vervangen is denk ik lastig, maar de technologie kan het gebruik van medicijnen wel reduceren. Met de wearable kunnen we over langere tijd het stressniveau meten. Zo weten we wanneer iemand stress ervaart en kunnen we beter in kaart brengen welke situaties stress veroorzaken. Iets wat nu nog bijna onmogelijk is. Zorgverleners hebben niet de tijd om mensen urenlang te observeren. Mensen kunnen soms erg lijden onder stress en onbegrepen gedrag. Dan is medicijnen toedienen een van de weinige dingen die zorgverleners kunnen doen. Als we wel weten wat de oorzaak van stress is, kunnen we dat aanpakken en zijn er in ieder geval minder medicijnen nodig.’

Wat is de impact op de maatschappij als deze technologie voor grote groepen mensen beschikbaar is?
‘Met een wearable en de bijbehorende app om de data uit te lezen, kan de begeleiding beter op de persoon worden afgestemd. Er komen, naast medicijnen, hopelijk nieuwe mogelijkheden het stressgevoel bij een patiënt te verminderen. Bijvoorbeeld door een bepaalde situatie te vermijden.’

‘Daarnaast hoop ik ook dat ik met dit onderzoek impact op het onderwijs kan maken. In dit thema komen verschillende vakgebieden samen. Studenten aan zorg gerelateerde opleidingen zien kunstmatige intelligentie en technologie vaak als een ver-van-hun-bed-show. Maar zij krijgen er in de toekomst wel degelijk mee te maken. Door hen te betrekken bij het onderzoek kan ik de blik van studenten vergroten. Zo leren zij over de basisprincipes van verschillende technologieën en zien ze dat innovatie vaak voortkomt uit meerdere vakgebieden. Het is niet mijn doel om van zorgprofessionals ook datawetenschappers te maken, maar zij moeten er wel iets van weten.’

‘De sociale innovatie, dus hoe een bepaalde technische innovatie past in een werkproces, is minimaal net zo belangrijk als de hardware en software zelf. Daarin kunnen zorgprofessionals zeker een rol spelen. Het kan toekomstige verpleegkundigen, logopedisten of fysiotherapeuten zeker gebeuren dat mensen met gegevens van hun smartwatch bij hen aankloppen. Dan moeten zij wel weten of deze gegevens betekenisvol zijn en wat ze ermee kunnen doen.’

Privacy is op dit moment een belangrijk thema in de maatschappij. Hoe zit het met de privacy rondom de wearables?
‘Dat is een belangrijk punt waar we in het onderzoek zeker naar hebben gekeken. Door veel (medische) gegevens over iemand te verzamelen, maak je iemand heel kwetsbaar. We hebben daarom interviews gedaan met verschillende betrokkenen waaronder zorgprofessionals, mantelzorgers en voor zover mogelijk ook patiënten zelf. Zeker voor mensen met dementie is het lastig omdat zij zelf niet meer kunnen bepalen wie de data wel en niet mag inzien. Het bleek uit de gesprekken dat mensen veel vertrouwen hebben in de zorginstellingen. Zij vinden het prima om dergelijke gegevens af te geven en eventueel te delen met andere zorgverleners, als er maar een duidelijk doel is. Het gaat dan niet om een algemeen doel, maar om het doel voor één specifiek persoon. Zoals bijvoorbeeld de stressverlichting in bepaalde situaties.’

Met de kennis die je hebt opgedaan, wat is je toekomstvisie op de zorg?
‘Het monitoren van vitale functies gebeurt al langer. Nu zie je ook de opkomst van zorg op afstand; mensen die thuis bijvoorbeeld hun hartslag meten en dat doorgeven. Dat scheelt veel bezoekjes aan het ziekenhuis. Maar de toepassing op het gebied van stress vind ik een spannende. Er wordt op dit moment erg gelet op de accuraatheid van het algoritme dat de sensoren moet uitlezen. Die technische ontwikkeling verloopt goed.’

‘Alleen de klinische impact, dus hetgeen zorgverleners daadwerkelijk gaan doen met de informatie, die is nog niet duidelijk. Je kunt wel een heel accuraat algoritme hebben, maar de techniek op zich lost het probleem niet op. Naar aanleiding van de bevindingen moeten zorgverleners actie ondernemen. Een meer algemeen, en daardoor goedkoper, algoritme volstaat misschien ook al bij een groot deel van de patiënten. Als de zorgprofessionals genoeg inzicht hebben in het stressniveau van de patiënt om de behandeling aan te passen, dan is het doel behaald. Het is daarom even afwachten hoe uitgebreid en daarmee kostbaar het algoritme daadwerkelijk moet worden. Daarom is het heel belangrijk dat we de technologie samen met alle betrokkenen ontwikkelen, zodat het goed past in het zorgproces.’

Tekst: Linda Bak i.s.m. Ingrid Oonincx