Eindhoven,
21
november
2018
|
16:11
Europe/Amsterdam

Het leraarsvak moet kantelen

800_07-fo-018674-212039

Om het leraarsvak aantrekkelijker te maken, wil de Onderwijsraad af van de ‘verkokering’ tussen schooltypen en vakgebieden. Zo kunnen leraren straks makkelijker switchen tussen contexten. De raad denkt bovendien dat die open structuur zorgt voor kwaliteitsverbetering en onderwijsinnovatie. Bij Fontys Hogescholen ‒de grootste lerarenopleider van Nederland ‒ krijgen de voorstellen veel handen op elkaar. Dat niet alleen: sommige opleidingen voegen de daad al bij het woord.

Volgens de Onderwijsraad ligt de sleutel voor verandering bij pedagogiek en didactiek als ‘brede basis’ voor het leraarschap. Beginnende leraren die deze overkoepelende waarden eenmaal in de vingers hebben, bewegen zich vrijer door het hele onderwijsland. Het klinkt pabo-docent Annemarie van den Broek bekend in de oren: “Op Fontys Hogeschool Kind en Educatie kennen we bijvoorbeeld bi-certificering, waarbij studenten een bevoegdheid halen voor zowel basis- als voortgezet onderwijs.”

‘Beroepsrollen’ en van ‘monovak naar thema’
Een andere opleiding die al eerder een voorschot nam op de vernieuwingsvoorstellen van de Onderwijsraad is de lerarenopleiding Science & Technology. Opvallend is dat de beide takken van deze lerarenopleiding (Tilburg en Sittard) daarbij een verschillende weg kozen. “Het vak Techniek verdwijnt op de middelbare school, en het is zinloos om docenten op te leiden voor uitstervende vakken,” zegt Mandy Stoop, opleidingscoördinator in Tilburg. Als reactie op de nieuwe werkelijkheid besloot ‘Tilburg’ om vanaf studiejaar 2016-17 te gaan werken op basis van vier beroepsrollen: TalentcoachOnderwijsontwikkelaarBèta-professional en Netwerker. “De beroepsrollen veronderstellen dat docenten didactisch sterk onderlegd zijn en dat zij kunnen inspelen op leermoeilijkheden van leerlingen. Ook weet een docent vernieuwing in te zetten en de brug te slaan met het bedrijfsleven.” Volgens Stoop stuk voor stuk eigenschappen die het keurslijf van de traditionele docent doorbreken en perspectief bieden met het oog op de toekomst. Het advies van de Onderwijsraad, dat hetzelfde nastreeft, vindt ze ‘een feest der herkenning’: “Ik ben zelf natuurlijk ook juf en vind dat het leraarsvak moet kantelen. De voorzetten die de Onderwijsraad nu doet zijn een tikkeltje rigoureus, maar dat is juist goed voor de discussie.”

De lerarenopleiding Science & Technology in Sittard maakte de vernieuwingsslag afgelopen september. “Wij kozen voor de overstap van monovakken naar algemenere thema’s als ‘Duurzaamheid’ en ‘Audio’,” vertelt opleidingscoördinator Maurice Smeets. “Dat betekent dat traditionele vakken als natuurkunde en biologie nu zijn vervlochten in bredere contexten. Het thema ‘Audio’ omvat bijvoorbeeld niet alleen de technologie, maar ook flankerende zaken als geluidsnormen en gehoorschade.” Een tweede aanpassing in Sittard is koren op de molen van de Onderwijsraad-adviseurs. Die zinspelen herhaaldelijk op een sterkere link tussen onderwijs en werkpraktijk. Bijvoorbeeld door de aanstelling van ‘hybride’ docenten, die met één been in beide staan. Smeets: “Het nieuwe curriculum is beter toegespitst op de werkelijkheid van het bedrijfsleven, zo gaan studenten voortaan ook op bedrijfsstage.”

Smeets wijst erop dat sommige studenten nog moeten wennen aan het verdwijnen van monovakken. “Vaak ga je naar de lerarenopleiding omdat je wis- of natuurkunde leuk vindt. Nu zitten die ineens verstopt in een groter geheel.” Juist die traditionele liefde voor één vak, ziet Smeets ook als een zwakke schakel in het advies van de Onderwijsraad. “Dat belemmert de brede basis. Misschien onderschatten de samenstellers de impact hiervan…”

De Onderwijsingenieurs
Op 1 november lanceerde Fontys Hogescholen De Onderwijsingenieurs, een kenniscentrum dat streeft naar verregaande onderwijsinnovatie. De initiatiefnemers zien als de ideale leraar van de toekomst een ‘onderwijsingenieur’, die voor zijn leerlingen uitdagende en effectieve leeromgevingen ontwerpt. “Dat laatste gaat in onze visie dan gelijk op met de professionele ontwikkeling van de leraar en het doen van praktijkonderzoek,” aldus Mandy Stoop, die meedenkt namens het lectoraat Bètadidactiek van de lerarenopleiding in Tilburg. En ja, ook hierbij is er weer expliciet sprake van het slechten van de systeemwanden tussen po, vo, bedrijfsleven en opleidingen.

In bovengenoemde nieuwe leeromgevingen moeten docenten hun leerlingen bijvoorbeeld future skills bijbrengen. Stoop: “Met onze expertise helpen we scholen om hiermee aan de slag te gaan. Je kunt deze competenties namelijk niet ‘vangen’ in een methodiek die je overal binnen brengt.” ‘Future skills zijn per definitie adaptief’, lezen we daarover in de brochure van De Onderwijsingenieurs. Omdat ons beeld van de toekomst voortdurend verandert, zijn ook de future skills altijd in beweging.

Schijnzekerheid
Dezelfde brochure stelt met zo veel woorden: De aankomende onderwijstransitie overstijgt het niveau van vakken en lespakketten en moet duurzaam verankerd zijn in de onderwijsprofessional zélf. Wordt de breed georiënteerde leraar onderhand niet een beetje het schaap met vijf poten? “Het lijkt veel, maar het betekent vooral: Practice what you preach,” zegt Annemarie van den Broek, die is betrokken namens het lectoraat Leren en Innoveren van Fontys Hogeschool Kind en Educatie. “Pak je nieuwe rol als leraar, durf kritisch te zijn over bestaande onderwijstradities en neem je leerlingen mee in een wereld die opener en dynamischer is.” Voor met name jonge kinderen is het makkelijk volgen. Zij gedijen juist prima als je hun nieuwsgierigheid de vrije loop laat- als leraar hoef je dan eigenlijk alleen maar mee. “Laatst las ik dat 4-jarigen dagelijks zo’n 400 vragen stellen.” Van den Broek vindt het jammer dat die verwondering in de praktijk van vandaag al snel opbotst tegen een vaak muurvast curriculum. “Zo laten we alle kinderen precies hetzelfde leren en creëren daarmee schijnzekerheid.” De grote kans van het Onderwijsraad-advies is volgens haar: “Het kind centraal, in plaats van de vakinhoud. De wens om méér te kijken naar de individuele leerling.”

Klein beginnen
Ook Van den Broek heeft dus wel oren naar de doorbraak die de Onderwijsraad voorstelt: “Een dappere keuze, die volop voer voor discussie vormt.” Tegelijkertijd ziet ze de veelomvattendheid van het advies ook als valkuil. “We praten niet over een nieuw leerlijntje, maar een complete systeemverandering. Dat maakt het lastig, mede omdat in het onderwijs altijd zo veel partijen meekijken. Neem de ouders. Hoe innovatief de lessen aan hun kind ook, die willen straks evengoed tastbaar resultaat.”

Echte onderwijsverandering begint volgens Van den Broek bottom up, en gaat stapje-voor-stapje. “Leg niet te veel van bovenaf op, dat werkt niet. En: Kijk goed naar wat er slaagt bij alle kleinschalige veranderstappen die je zet.”

Klein beginnen, misschien wel de sleutel voor een grote onderwijsverandering.

V.l.n.r.: Mandy Stoop, Maurice Smeets, Annemarie van den Broek